
Rutger kopland
Over:
Rutger Hendrik van de Hoofdakker werd op 4 augustus 1934 geboren in Goor (Overijssel). Zijn schrijversnaam is Rutger Kopland. Hij groeide op in een calvinistisch milieu. Tegenwoordig woont hij in Glimmen (Groningen). Hij heeft 3 dochters. In Groningen heeft hij medicijnen gestudeerd. Na zijn studie heeft hij in Zeist als huisarts gewerkt. In zijn studietijd hield hij zich al bezig met het schrijven van cabaretteksten en gedichten.
Stijl:
Het valt meerdere dichters op dat Rutger Kopland gebruikt maakt van drieledige structuur. Het middendeel geeft het beeld weer van het verhaal. Het begin en eind wordt als commentaar beschouwd. Deze structuur die men emblematisch noemt, zie je goed terug in de gedichten “Regen en wind” en “Zelfportret”. Kopland heeft de Jan Campertprijs gewonnen voor het gedicht “Een lege plek om te blijven”.
Rutger Kopland wil met zijn gedichten een sterk beroep doen op de gevoelswereld van de lezer. Zowel inhoudelijk als uiterlijk is deze poëzie dan ook sterk gericht op de communicatie. Bijvoorbeeld: “Brief, Brief van ver, brief uit het beloofde land”.
Prijzen:
Kopland heeft verschillende prijzen gewonnen bijvoorbeeld de Paul Snoekprijs in 1984 voor het gedicht “Dit uitzicht”. Veel van zijn werken zijn vertaald in het Frans, Duits en Engels.
Stroming:
Rutger Kopland heeft een observerende stijl met aandacht voor het gewone woord. In zijn gedichten belicht hij algemene en menselijke thema’s. Veel van zijn gedichten beschrijven een moment wat al geweest is, maar wat voor hem wel belangrijk was. Hij probeert zijn gedichten aan de realiteit te koppelen.
Vroeger:
Rutger Kopland promoveerde in 1966. Van 1969 tot 1983 was hij wetenschappelijk hoofdmedewerker bij de afdeling biologische psychiatrie van de Medische Faculteit aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zijn werk als wetenschapper betekende destijds een belangrijke nieuwe impuls tot het schrijven van poëzie. De essaybundel “Het bolwerk van de beterweters” is hier dan ook op gebaseerd

Gedichten:
De landmeter
Het is niet alleen onverschilligheid, in zekere zin
is het misschien zelfs wel liefde die hem dwingt,
er is geen paradijs zonder rentmeester.
Hij is gelukkig met het landschap, maar gelukkig
met het zoeken, coördinaten wijzen hem zijn onzichtbare
plek, zijn utopie is de kaart, niet de wereld.
Hij wil weten waar hij is, maar zijn troost is
te weten dat de plek waar hij is niet anders bestaat
dan in zijn eigen formule, hij is een gat in de vorm van
een man in het landschap. Met de grenzen die hij
trekt, scherper en duidelijker, vervagen het gras
en de bomen en alles wat daar leeft, lijdt en sterft.
Het is heel helder om hem heen, alles is waargenomen.
---uit: 'Dit uitzicht', 1982.
Toen de nacht
toen het licht van de nacht
duisternis was
het licht van de nacht
ons onzichtbaar maakte
en wij alleen nog stemmen waren
op een bank in de tuin
toen de nacht ons omgaf
en meenam in de duistere vragen
wanneer en waar en wie
toen de nacht een geheim was
dat met de nacht verdween
---uit: 'Toen ik dit zag', 2008.
Vertrek van dochters
Ze moesten inderdaad gaan, ik had het gezien
aan hun gezichten die langzaam veranderden
van die van kinderen in die van vrienden,
van die van vroeger in die van nu.
En gevoeld en geroken als ze me kusten,
een huid en haar die niet meer voor mij
waren bedoeld, niet zoals vroeger,
toen we de tijd hadden.
Er was in ons huis een wereld van verlangen,
geluk, pijn en verdriet gegroeid, in hun
kamers waarin ze verzamelden wat ze mee
zouden nemen, hun herinneringen.
Nu ze weg zijn kijk ik uit hun ramen en zie
precies dat zelfde uitzicht, precies die
zelfde wereld van twintig jaar her,
toen ik hier kwam wonen.
---uit Geluk is gevaarlijk 1982
Anlayse van het gedicht Vertrek van dochters
Strofebouw en rijm:
Dit gedicht bestaat uit vier strofes van vier kwatrijnen. Ik heb geen rijmschema kunnen ontdekken in dit gedicht. Ook heb ik geen alliteratie kunnen ontdekken.
Dit gedicht heeft een lange regellengte. Dit komt omdat elke strofe eigenlijk één echte zin is. Deze is onderverdeeld in vier regels. Je ziet dat de laatste regel steeds korter is.
Beeldspraak:
“Een wereld van verlangen” is een personificatie, want alleen het beeld wordt beschreven. Een wereld kan niet verlangen naar iets.
“ het gevoeld als ze me kusten” is een vergelijking met als. Hij vergelijkt dit met vroeger, toen zijn kinderen nog jong waren.
“niet zoals vroeger, toen we de tijd hadden” is een vergelijking met zoals. De dichter verlangt weer naar vroeger, toen hij de tijd nog had.
“van die van kinderen in die van vrienden, van die van vroeger in die van nu.” Dit is een vergelijking zonder als. De schrijver vergelijkt zijn kinderen toen ze nog klein waren en met hoe ze nu zijn.
Welke betekenis heeft de gebruikte beeldspraak in het gedicht? Waar gaat het gedicht eigenlijk over?
Aan de beeldspraak kun je zien, dat hij vindt dat zijn kinderen veel te snel volwassen worden. Hij wil het publiek mee geven dat de tijd vliegt als je kinderen hebt en dat je van elke dag moet geniete. Voordat je het weet zijn ze het huis uit.
Stijlfiguren:
“Nu ze weg zijn kijk ik uit hun ramen en zie precies dat zelfde uitzicht, precies die zelfde wereld van twintig jaar her, toen ik hier kwam wonen.” Dit is een eufemisme want de dichter zegt op een verzachtende manier dat hij het jammer vindt, dat zijn kinderen het huis uit zijn. Ook is dit een vergelijking zonder als. Hij vergelijkt het met vroeger toen hij er net woonde en nu. (de vergelijking is beeldspraak).
“ huid en haar” is parallellisme, want de woorden beginnen expres met de zelfde letter. Hierover heeft de schrijver goed nagedacht.
“gevoeld en geroken” is parallellisme want de woorden beginnen expres met de zelfde letter. Hierover heeft de schrijver goed nagedacht.
Zorgen de stijlfiguren voor een andere betekenis of wordt iets speciaal benadrukt?
De stijlfiguren die gebruikt zijn zorgen ervoor dat de dingen die gezegd worden, sterker en beter uitkomen. Stijlfiguren zorgen er voor dat de mening van de schrijver benadrukt wordt.
Thema:
Het thema van dit gedicht is opgroeien. De motieven zijn dat hij uit het raam kijkt en precies het zelfde ziet als wat zij zagen toen ze klein waren. Hij blikt eigenlijk terug. Als je dit gedicht vergelijkt met de ander twee gedichten dan hebben ze niet het zelfde thema.