
Gerrit komrij
Over:
Gerrit Jan Komrij is geboren in Winterswijk, 30 maart 1944 en overleed in Amsterdam op 5 juli 2012
Hij was van 2000 tot 2004 de Dichter des Vaderlands. Hij stond bekend om zijn virtuoze en kleurrijke taalgebruik.
Tijdens zijn middelbareschooljaren op het Winterswijks Lyceum. Schreef Komrij gedichten en andere bijdragen voor de schoolkrant. Bij een drukkerij in Winterswijk werd in 1963 zijn eerste bundel van vier gedichten gedrukt, Dekonstruktie in vier delen.
Gerrit Komrij groeide uit tot een gewaardeerd schrijver en gevreesd criticus. Hij won talrijke literaire prijzen en ontving op 8 februari 2000 een eredoctoraat van de Universiteit Leiden, dat hem werd uitgereikt in de Pieterskerk. Ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag organiseerde het Letterkundig Museum in 2004 de tentoonstelling Scripta Manent, maar niet altijd – Gerrit Komrij zestig jaar.
Hij heeft ook veel prijzen gewonnen, namelijk:
-
1970 - Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam voor Alle vlees is als gras, of Het knekelhuis op de dodenakker
-
1975 - Cestoda-prijs
-
1979 - Busken Huetprijs voor Papieren tijgers
-
1982 - Herman Gorterprijs voor De os op de klokketoren
-
1983 - Kluwer-prijs voor zijn gehele oeuvre
-
1992 - Frans Erensprijs voor zijn gehele oeuvre
-
1993 - P.C. Hooft-prijs voor zijn beschouwend proza
-
1999 - Gouden Uil voor In Liefde Bloeyende
-
2008 - Zilveren Griffel voor De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten
-
2012 - Boudewijn-Büch-prijs (postuum)
Gedichten:

De Lelijke Tijd
Ik stootte op een grote koekoeksklok,
Manshoog en met veel houtsnijwerk en krullen,
Zó lelijk dat ik mij een hoedje schrok.
Ze was beslist de moeder aller prullen.
5 Ik ging met brede schouders voor haar staan,
Van plan om uitgebreid op haar te schelden.
‘Mevrouw, ik hoop u nooit te horen slaan.
Zo’n achterlijke tijd, die zie je zelden.’
’t Was twee seconden voor het volle uur.
10 Toen sloeg haar deurtje open en naar buiten
Kwam, aan een stalen veer, een bokshandschoen.
Sindsdien kan ik alleen nog boete doen.
Ik ben een zwerver zonder rust of duur
En nooit zal ik mijn neus meer kunnen snuiten.
G.Komrij (1944)
MASKERS
De man die vrolijk met zijn masker speelde
Totdat het uur sloeg dat zijn waar gelaat
Muurvast één leven met zijn masker deelde:
Als kind al maakte dat verhaal me kwaad.
Zoiets was zuur. Straks, als ik groot zou zijn,
Zou ik bewijzen dat het anders kon:
Dat ieder masker veilig, zonder pijn,
Weer van je hoofd kon, als een capuchon.
En lang heb ik daar heilig in geloofd.
Op niets bedacht hield ik mijn aard verborgen
Opdat die, als mijn speelvuur was gedoofd,
Zuiver zou blijken als de eerste morgen.
Nu ben ik oud, alleen om te erkennen:
’t Verhaal is waar. Het masker gaat niet af.
Het is alsof je aan de hel moet wennen.
Het is alsof je kijkt in een leeg graf.
Uit: Alle gedichten tot gisteren (1999)
DE FANFARE
1 De Zangvereniging Het Veldviooltje
2 Zong op een weide, ter gelegenheid
3 Van 't openen van een nieuw kleuterschooltje.
4 Je stond erbij zoals altijd bereid
5 Volop te smullen van de blaaskapel.
6 (Koper, iets mooiers is er niet.) 't Orkest
7 Blies uitgelaten. 'Het was wonderwel.'
8 De zangers deden ook al zo hun best.
9 Maar iedereen werd, zag je, langzaam dikker,
10 En raakte opgezwollen als een kikker,
11 Wat was dat nu weer voor iets vreeslijk raars?
12 En niemand had een rietje in zijn aars!
13 Ballonnen werden ze! Zonder te kikken
14 Steeg het ensemble blazend hemelwaarts.
Gerrit Komrij (1944 – 2012)
Analyse van de Fanfare:
Strofebouw en rijm:
Het gedicht bestaat uit 2 kwatrijnen en 2 terzetten. Het rijmschema is abab-cdc-eef-fgf en is daarom een combinatie van omarmd rijm en vrij vers. Het gedicht is een Sonet omdat het 14 regels telt.
Beeldspraak en stijlfiguren:
“En hij raakte opgezwollen als een kikker” r10 is een een vergelijking met als.
“ blazend hemelwaarts” r 14 is een paradox.
Een stijlfiguur in dit gedicht is ook een rietje in je aars hebben (r12)
“Volop te smullen van het blaaskapel” r 5, is een personificatie omdat iets wat niet menselijk is, menselijk is weergegeven. Je kan niet smullen (eten) van een blaaskapel.
Kikkers en kikken is een assonatie
Thema:
Het thema van dit gedicht is het te veel genieten van dingen in het leven terwijl dat eigenlijk helemaal niet goed voor je is. In dit gedicht een persoon wat opgaat in de muziek en dar uituindelijk de gevolgen voor moet nemen.