top of page

De vloer op

De opdracht luidde: Schrijf een verhaal op het vervolg van een korte sketch die we hebben gezien in de les. 

 

De man gooide de deur achter Esther (of was het nou Astrid?) dicht en plofte neer op de bank. Hij het echt gedacht dat zij ook verliefd was op hem was, maar zij had volmondig ‘nee’ geroepen en gezegd dat ze net uit een relatie was van een man die 35 jaar ouder was dan haar. Waarom was ze eigenlijk naar hem toe gekomen? Er waren genoeg mensen waar ze naar toe kon gaan. En waarom reageerde zo kortaf? Allemaal vragen waar hij geen antwoord op had.
Toen hij de volgende ochtend vanuit zijn werk naar de supermarkt ging , kwam hij haar tegen. De ongemakkelijkheid voelde hij tot op zijn botten, en toen zij hem aankeek voelde hij een diepe rilling. Waarom kreeg hij die rilling? Hoe kon dit? Hij hield nog steeds van haar, ook al kreeg hij die rilling. Hij gaf haar een klein glimlachje, en in plaats daarvoor kreeg hij een boze blik terug. Wat had hij nu weer verkeerd gedaan? Hij haalde zijn schouders op, deed zijn boodschappen en keek haar niet meer aan toen hij de winkel uit liep. Als zij hem niet meer wilde, hoeft hij haar niet meer.  Toen hij net de hoek om liep, hoorde hij een stem achter zich. ‘Hendrik. Hendrik. Wacht!’ Stomverbaasd draaide hij zich om en zag Esther  (of was het nou Astrid?) op zich afrennen. Waarom had ze nu wel aandacht voor hem? ‘Wat is er?’ zei hij. ‘Ik neem mijn woorden terug van gisteravond’. Stomverbaasd keek hij haar aan. ‘Ik wil bij je overnachten! Mag het? Mag het?’ Hij keek haar aan en schudde nee. ‘Misschien had je dat gister al moeten bedenken. Je hebt me gekwetst en alleen achtergelaten. Ik ben klaar met je, mijn liefde voor jouw is uit mijn lichaam weggevloeid en ik ben er sterker door geworden.’ Hij zag de eerste tranen al in het meisje op komen en voelde het eerste schuldgevoel al opkomen, maar hij moest zich sterk houden. ‘sorry…’ ‘Zoek maar iemand anders, er zij vast genoeg mensen waar je kan slapen, laat me met rust.’ Nu kwamen de tranen echt bij het meisje. ‘Ik zal altijd aan je denken.’ En met die woorden liep Esther (of was het nou Astrid?) weg. ‘Ik zal je missen.’ Zei hij, maar ze hoorde het al niet meer, ze was al weg, ze uit leven gaan en hem met rust laten.

 

Woorden: 399

 

 

bottom of page